Anesthesie

‘Anesthesie’ is de verzamelnaam van alle soorten verdoving voor operaties. Het betekent ‘gevoelloosheid’. In de praktijk is anesthesie echter veel meer dan alleen de verdoving. Het doel van de anesthesie is om u te beschermen tijdens de operatie. Dankzij de anesthesie blijft uw lichaam in de best mogelijke conditie, ook bij een zware of langdurige operatie.

Anesthesioloog

De medisch specialist die een geslaagde operatie mogelijk maakt, is de anesthesioloog. Hij of zij is verantwoordelijk voor de pijnbestrijding tijdens de operatie, zodat u geen pijn voelt of zelfs helemaal niets merkt van de operatie. Hoewel het onmogelijk is om 100 procent garantie te geven op een feilloos verloop van een operatie, stelt een anesthesieteam bij iedere operatie alles in het werk om mogelijke risico's uit te sluiten. De anesthesioloog kan ook zorgen voor pijnbestrijding na de operatie. De anesthesioloog wordt ondersteund door de anesthesiemedewerker. Zij informeren u over de specifieke zaken en risico’s die bij uw operatie horen. Vragen over de operatie zelf kunt u aan de chirurg stellen.

Vormen van anesthesie

Er zijn verschillende vormen van anesthesie: algehele, regionale en lokale anesthesie. De populaire benaming voor algehele anesthesie is ‘narcose’. Bij algehele anesthesie brengt de anesthesioloog u in diepe slaap, zodat u niets van de operatie zelf merkt. U komt pas weer bij als de operatie achter de rug is en u kunt zich er niets van herinneren.

Regionale anesthesie verdooft een deel van uw lichaam. Een bekende vorm van regionale anesthesie is de 'ruggenprik'. Hierbij wordt het onderste deel van uw lichaam verdoofd. U bent tijdens de operatie volledig bij bewustzijn. Minder algemeen bekend is dat ook bijvoorbeeld uw arm en/of schouder verdoofd kan worden met behulp van een regionale vorm van anesthesie. De algehele en regionale anesthesie worden altijd toegepast door een anesthesioloog.

Lokale anesthesie, de plaatselijke verdoving, kan ook door een andere arts worden gegeven. U kent deze verdoving misschien wel van de tandarts of als uw huisarts een wratje weghaalt. Een injectie verdooft een deel van de huid of de directe omgeving van een tand. Hieronder leest u over de algehele en regionale anesthesie die nodig zijn bij een operatie in een ziekenhuis.

Tijdens de operatie

De anesthesioloog is, net als de chirurg, een van de medisch specialisten in het ziekenhuis. De chirurg, de anesthesioloog en hun assistenten vormen samen het operatieteam. Tijdens de operatie zorgt de anesthesioloog voor alles wat te maken heeft met de anesthesie. Daar komt veel meer bij kijken dan alleen de verdoving. Uw lichaam moet tijdens de operatie goed blijven functioneren. De anesthesioloog streeft naar een balans van alle lichaamsfuncties, zodat de chirurg rustig te werk kan gaan en u de operatie zo goed mogelijk doorstaat. Met behulp van speciale apparatuur bewaakt en regelt de anesthesioloog onder andere uw bloeddruk, hartslag, ademhaling en bewustzijn. Zo nodig kan de anesthesioloog ieder moment de anesthesie bijstellen: u dieper laten slapen of juist wakker maken, meer of minder pijnstillers toedienen, etc. Ook zorgt de anesthesioloog ervoor dat uw vochtgehalte op peil blijft en dat u op tijd bloed krijgt toegediend als u bloed verliest tijdens de operatie.

Voorbereiding anesthesie

De anesthesioloog wil alles over uw gezondheid weten. Al die informatie is nodig om te bepalen welke vorm van anesthesie voor u nodig is. Dat hangt sterk af van de soort operatie, uw leeftijd, uw conditie en andere factoren. Informatie over eerdere operaties, ziektes die in uw familie voorkomen, medicijngebruik, overgevoeligheid voor pleisters of jodium is belangrijk voor de anesthesioloog. Als er aanleiding toe is, wordt er bloed en urine afgenomen. In sommige gevallen, zoals bij oudere patiënten, laat de anesthesioloog een cardiogram maken en een foto van uw longen.

Hierna beslist de anesthesioloog welke vorm van anesthesie voor u het beste is. Ook kan de anesthesioloog u een keuze voorleggen, bijvoorbeeld tussen algehele anesthesie en regionale anesthesie. De vorm van pijnbestrijding wordt na de operatie met u besproken.

Voor algehele en regionale anesthesie is het noodzakelijk dat u nuchter bent. Het is heel belangrijk dat uw maag tijdens de operatie leeg is, anders kan er maaginhoud in uw longen terechtkomen. Dit kan een ernstige longontsteking veroorzaken. Om deze ernstige complicatie te voorkomen moet u voor de operatie nuchter zijn. Mocht u niet nuchter zijn, dan kan de operatie niet doorgaan en wordt deze uitgesteld.

Nuchterbeleid voor volwassenen

Bij een operatie of onderzoek in de ochtend voor 12.00 uur:

  • vanaf 0.00 uur 's nachts niet meer eten;
  • tot 6.00 uur 's morgens helder drinken;
  • na 6.00 uur niets meer nemen.

Bij een operatie/onderzoek in de middag na 12.00 uur:

  • vanaf 0.00 uur 's nachts niets meer eten;
  • tot 10.00 uur 's morgens nog wel helder drinken;
  • na 10.00 uur niets meer nemen.

Heldere dranken zijn vloeistoffen waar u doorheen kunt kijken zoals water, appelsap, druivensap, limonade en thee met/zonder suiker. Geen koolzuurhoudende frisdranken of alcoholhoudende dranken.

Voorbereiding op de operatiedag

Op de operatiedag vragen wij u om:

  • Het nuchterbeleid te volgen;
  • Niet te roken;
  • Geen nagellak, make-up en bodylotion te gebruiken;
  • Sieraden en piercings te verwijderen;
  • Het operatie gebied niet zelf te scheren of te ontharen. Dit doen wij volgens protocol;
  • Medicijnen die u thuis gebruikt kunt u volgens afspraak innemen met een slokje water.

Mogelijk krijgt u ongeveer 1 uur voordat u naar de operatiekamer gaat een kalmerende pil van de verpleegkundige. Deze pil kunt u met een paar slokjes water innemen. Het is natuurlijk altijd beter om helemaal niet te roken, maar in de uren voor de operatie moet u het zeker niet doen. Rokers hebben geïrriteerde en kwetsbare luchtwegen. Het is daarom moeilijker om de ademhaling te controleren bij een roker. U moet beseffen dat hoesten ook na afloop van de operatie vaak erg hinderlijk is.

In plaats van uw pyjama krijgt u speciale operatiekleding aan: een operatiehemd. Ook uw bril en gebitsprothese moet u op de verpleegafdeling achterlaten voor dat u naar de operatiekamer wordt gebracht, tenzij dit anders met u besproken is.

De eerste 24 uur na anesthesie mag u geen:

  • Alcoholische dranken gebruiken;
  • Belangrijke beslissingen nemen;
  • Gevaarlijke machines bedienen;
  • Autorijden en niet fietsen.

De medicatie die wij voor anesthesie gebruiken, vermindert uw reactie- en inschattingsvermogen. U mag na anesthesie niet zelfstandig (actief) aan het verkeer deelnemen. Het is dus noodzakelijk dat u van te voren vervoer naar huis regelt. De avond en nacht na anesthesie moet er iemand bij u thuis zijn die snel kan reageren als dat nodig is.

Op de operatieafdeling

Terwijl u in uw eigen ziekenhuisbed ligt, brengt een verpleegkundige van de afdeling u naar de operatiekamer. In de wachtruimte voor de operatiekamers (de ‘holding’), vangen de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker u op. Zij lopen alle voorbereidingen nog eens met u door en leggen u hier op een operatietafel. Eén van hen brengt een kunststofnaaldje in uw arm aan en maakt het infuus klaar. U krijgt plakkers op uw borst om uw hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed bij te houden. De bloeddruk wordt aan de arm gemeten. Hierna wordt u naar de operatiekamer gebracht. Op de operatiekamer wordt met het hele operatie team nog een laatste controle gedaan omtrent uw ingreep.

 

Algehele anesthesie

Op de operatiekamer wordt u aangesloten op de bewakingsapparatuur. Afhankelijk van de anesthesietechniek krijgt u een plakker op het voorhoofd om hiermee de diepte van de anesthesie vast te stellen. Als alle voorbereidingen klaar zijn, dient de anesthesioloog u een snelwerkend slaapmiddel toe. Binnen een halve minuut bent u in een diepe slaap. De anesthesioloog neemt tijdens de operatie de regie van uw lichaam over. De bewakingsapparatuur volgt nauwkeurig het functioneren van uw lichaam. De anesthesioloog en de anesthesiemedewerker kunnen daarop precies zien, hoe uw lichaam op de operatie reageert. Zij sturen de functies van uw lichaam (ademhaling en bloedsomloop) voortdurend bij en als het nodig is nemen zij met speciale apparatuur uw ademhaling over en zorgen daarmee dat u voldoende zuurstof krijgt. Bij algehele anesthesie ademt u tijdens de operatie via een buisje dat in uw luchtpijp is geplaatst. Dit buisje is aangesloten op de beademingsapparatuur. Het anesthesieteam houdt alles nauwkeurig in de gaten en kan bepalen wanneer u weer bijkomt.

Regionale anesthesie

Is er gekozen voor de regionale anesthesie (bijvoorbeeld met een ruggenprik) dan bent u tijdens de operatie wakker. Vaak kunt u met de anesthesiemedewerker of met de chirurg een praatje maken. Als u dat liever niet wilt, kunt u de anesthesioloog om een licht slaapmiddel vragen. U ziet niets van de operatie: alles wordt afgedekt met doeken. Bij regionale verdoving is het deel van het lichaam dat geopereerd gaat worden gevoelloos gemaakt. Bij de ruggenprik is dat de onderste helft van het lichaam. Ook bij deze anesthesie kan de anesthesioloog de verdoving sturen.

De voorbereidingen voor de operatie zijn hetzelfde als bij algehele anesthesie. Daarna spuit de anesthesioloog met een heel dun naaldje een verdovende vloeistof in uw wervelkanaal. De prik doet niet meer pijn dan een gewone injectie. U merkt dat eerst uw benen warm, slap en gevoelloos worden, later ook de rest van uw onderlichaam. Als de verdoving begint te werken of na de operatie zijn uitwerking verliest, voelt u het tintelen. Gedurende de hele operatie blijft de anesthesioloog of de anesthesieverpleegkundige erbij. Er is geen beademingsapparatuur ingeschakeld. De bewakingsapparatuur is wel aangesloten en het anesthesieteam houdt uw lichaam net zo precies in de gaten als bij een algehele anesthesie.

Na de operatie

Als de operatie achter de rug is, brengen de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker u naar de verkoeverkamer. Dat is een aparte ruimte vlakbij de operatiekamer. Een gespecialiseerde verpleegkundige houdt u hier in de gaten terwijl u rustig bijkomt van de operatie. U bent nog steeds aangesloten op bewakingsapparatuur. Als u een zwaar of kriebelig gevoel achter in de keel heeft, dan komt dat van het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat. Die irritatie verdwijnt vanzelf weer. Na een operatie met regionale anesthesie gaat u ook naar de verkoeverkamer. Hier wordt gestart met de postoperatieve pijnbestrijding.

Pijnbestrijding

Waarschijnlijk heeft u er al rekening mee gehouden dat u na de operatie pijn heeft. Pijn op zich is een vervelend gevoel, maar heeft een belangrijke functie. Pijn waarschuwt uw lichaam bij beschadiging of de kans op beschadiging en voorkomt verergering. Denk bijvoorbeeld aan het terugtrekken van een hand als deze te dicht bij het vuur komt. Daarnaast zorgt pijn er voor dat een beschadigd lichaamsdeel ontzien wordt.

Voor een spoedig herstel na een operatie is het belangrijk dat u goed kunt blijven doorzuchten, ophoesten en bewegen. Voldoende rust en ontspanning zijn van belang, maar het is ook belangrijk om redelijk snel, maar gedoseerd weer in beweging te komen. Pijn kan het doorzuchten, ophoesten, bewegen en ontspannen belemmeren en uw herstel in de weg staan. Om dit te voorkomen, moeten we de pijn goed bestrijden. Hiervoor hebben we onze Acute Pijn Service (APS). Deze service is een onderdeel van de afdeling anesthesiologie, en houdt zich bezig met het bestrijden van pijn. Het is dan ook mogelijk dat de eerste dagen na de operatie iemand van APS bij u langs komt en zich bezig houdt met uw pijnbestrijding.

Pijnschaal

Om uw pijn goed te bestrijden is het noodzakelijk om te weten hoeveel pijn u heeft. De enige die dit goed kan bepalen bent u zelf. Het blijkt echter niet zo gemakkelijk om aan anderen duidelijk te maken hoe erg uw pijn is, en in welke mate u dit wel of niet acceptabel vindt. Om u hierbij te helpen kunt u gebruik maken van een zogenaamde 'pijnschaal', een soort thermometer voor pijn. Gebleken is dat dit een goed hulpmiddel is om anderen een indruk van uw pijn te geven.

Als u het hebben van geen pijn op 0 stelt, en de ergste pijn die zich kunt voorstellen op 10, dan kunt u binnen deze 'schaal' een cijfer geven aan de pijn die u dat moment hebt. Het gaat daarbij om de pijn van dat moment, niet om de pijn van een uur geleden of van de voorgaande nacht. Wat bij het geven van een cijfer kan helpen, is dat weinig pijn in het gebied van 0 tot 4 hoort, matige pijn in het gebied van 4 tot 7 en erge pijn in het gebied van 7 tot 10. Het is belangrijk dat u deze waarde zelf kiest en dit niet door iemand anders (zoals de verpleegkundige of een familielid) laat doen. Het geven van een cijfer lijkt in het begin lastig, maar blijkt in de praktijk wel mee te vallen. Als u er aan gewend bent wordt het steeds gemakkelijker.

Zoals eerder gezegd, is het belangrijk dat u na een operatie niet teveel pijn heeft. Daarom zullen de afdelingsverpleegkundigen u regelmatig vragen naar uw pijn. Ook kunt u bij hen terecht met vragen over pijn, de behandeling daarvan en met vragen over de pijnschaal.

Let op! Te veel pijn na een operatie is niet goed voor u en kan uw herstel in de weg staan. Denk dus niet dat pijn erbij hoort, en dat u het in stilte moet dragen. Praat erover met de verpleegkundige. Probeer een cijfer aan de pijn te geven, ook al komt dit in het begin wat vreemd over. Uw hulpverleners kunnen uw pijn hierdoor sneller en effectiever bestrijden.

 

PCA (Patiënt controlled analgesia)

De Nederlandse vertaling voor PCA is ‘patiënt gecontroleerde pijnbestrijding’. Dit betekent dat u als patiënt bepaalt wanneer u pijnmedicatie neemt, zonder dat u dit hoeft te vragen aan een verpleegkundige of arts.

Na de operatie wordt er aan uw infuus een spuit of spuitpomp gekoppeld. In deze spuit zit morfine als pijnbestrijdend middel. U kunt zichzelf hiervan een geringe hoeveelheid toedienen door het indrukken van een knop. Uw pijn zal hierdoor verminderen. Als blijkt dat de pijn niet genoeg verminderd is, kunt u weer op de knop drukken. Pas als de vastgestelde periode verstreken is zal de pomp een volgende dosis toedienen. Probeer erop te letten dat u goed kunt blijven doorzuchten, ophoesten en bewegen. Als dit moeilijker wordt door de pijn is het verstandig weer op de knop te drukken.

Morfine is een goed middel om de pijn mee te bestrijden, maar het heeft wel een beladen reputatie. Er kunnen dan ook een aantal vragen bij u opkomen. Een aantal worden hieronder besproken.

Kan ik mijzelf teveel medicijn toedienen?

De PCA pomp is zodanig ingesteld dat het voor een bepaalde periode na het indrukken van de knop niet mogelijk is om een volgende hoeveelheid medicijn toe te dienen. Binnen deze periode kunt u wel op de knop drukken, maar gebeurt er niets. Pas als deze periode verstreken is kunt u zich een volgende dosis toedienen door op de knop te drukken. Hiermee voorkomen we dat u zich teveel medicijn toedient. De pomp zorgt er als het ware voor dat het medicijn de kans krijgt om in te werken. Als na deze periode de pijn toch nog teveel is, kunt u zonder problemen een volgende dosis toedienen.

Kan ik verslaafd raken?

Van morfine en stoffen die lijken op morfine, de zogenaamde opiaten, is het bekend dat zij verslavend kunnen werken. Verslaving betekent dat men geestelijk en lichamelijk afhankelijk van een middel is. Als het middel echter gebruikt wordt ter bestrijding van pijn en ook gedoseerd wordt naar verhouding met de pijn, is er geen kans op verslaving.

Kan ik de pijn helemaal doen verdwijnen door PCA?

Soms wel, maar niet altijd. Met name in de eerste dagen kan er sprake zijn van pijn, maar door middel van de PCA pomp kunt u er zelf voor zorgen dat dit op een voor u acceptabel niveau blijft.

Welke bijwerkingen kunnen optreden?

Na de operatie kunt u misselijk worden. De medicijnen die bij PCA worden gebruikt, kunnen één van de oorzaken zijn. Het is vaak mogelijk de misselijkheid te bestrijden. Als u merkt dat u misselijk wordt, kunt u dit doorgeven aan de verpleegkundige zodat die er iets aan kan doen.

U kunt zich wat suffig voelen door de medicijnen van de PCA. Dit is niet erg, maar het mag niet zo zijn dat u veel slaapt en moeilijk te wekken bent. Dit kunt u voorkomen door de PCA alleen te gebruiken als u pijn heeft.

Natuurlijk is het zo dat u niet de enige bent die op uw pijn en de bestrijding daarvan hoeft te letten. De verpleegkundigen zijn steeds beschikbaar om uitleg te geven, vragen te beantwoorden en advies te geven. Ook letten zij er op dat u goed kunt blijven doorzuchten, ophoesten en bewegen. Daarbij houden zij in de gaten dat u niet te suf bent of wordt.

Bij voldoende pijnbestrijding zult u sneller van de operatie herstellen en zult u sneller het ziekenhuis kunnen verlaten. Voldoende pijnbestrijding betekent dus:

  • Dat de pijn acceptabel blijft, binnen een pijnschaal van 0-4;
  • Dat eventuele misselijkheid onder controle blijft;
  • U niet te suf bent;
  • U durft te bewegen, op te hoesten en diep door te ademen.

Epidurale pijnbestrijding  

Ook kan het plassen moeilijker worden. Meestal wordt uit voorzorg een blaaskatheter bij u ingebracht om problemen hiermee te voorkomen.

  • De medicijnen die we bij epidurale pijnbestrijding gebruiken, kunnen de bloeddruk (tijdelijk) verlagen. Daarom meten we in het begin regelmatig uw bloeddruk. Door middel van het van tevoren ingebrachte infuus kan uw bloeddruk gecorrigeerd worden.
  • Soms lukt het niet de epiduraal katheter op de goede plaats te krijgen. In dat geval zal de pijnbestrijding in overleg met u op een andere wijze worden toegediend. Na het inwerken van de medicatie ervaart u minder pijn, of helemaal geen pijn meer. De effectiviteit van de epidurale katheter wordt regelmatig door de APS, dokters en afdelingsverpleegkundigen gecontroleerd en eventueel bijgestuurd.
  • Bij epidurale pijnbestrijding brengen we voor de operatie een epidurale katheter (een zeer dun flexibel slangetje) in uw rug in bij de ruggenprik. Het uiteinde van de katheter komt dicht bij zenuwen te liggen die pijn geleiden. Door op die plaats pijnbestrijdende middelen toe te dienen, wordt de pijngeleiding via deze zenuwen volledig of gedeeltelijk geremd. Via een spuitenpomp wordt continue medicatie door de katheter gespoten.

Soms kunt u de benen iets minder goed bewegen. Dit is niet erg. Als u het merkt, geef dit dan aan de verpleegkundige door.

Er zijn weinig risico's verbonden aan het gebruik van een epidurale katheter:

  • Kans op een infectie bij de huid waar de katheter de rug ingaat is gering. Indien dit toch optreedt, wordt de epidurale katheter verwijderd. Uw pijnbestrijding wordt dan op een andere wijze voortgezet.
  • Soms blijkt na de operatie dat de epidurale katheter niet precies op de goede plaats zit. Dit merkt u bijvoorbeeld doordat u na de operatie toch pijn blijft houden. Soms kunnen we dit corrigeren. Als dit niet kan, wordt de katheter verwijderd omdat u er geen baat bij heeft. We gaan dan over op een andere wijze van pijnbestrijding.
  • De ervaring leert dat veel mensen bang zijn voor blijvende verlamming na een epidurale katheter. Deze angst is onterecht. De kans op blijvende gevolgen is uiterst klein.

Epidurale pijnbestrijding heeft een bewezen positief effect op het herstel na een operatie. Wanneer de epidurale pijnbestrijding niet meer nodig is, verwijderen we de katheter. Dit is een simpele en niet-pijnlijke handeling.

Terug naar huis of naar de verpleegafdeling

Bij een ingreep op de dagbehandeling mag u alleen onder begeleiding naar huis en moet u thuis worden opgevangen in verband met de nazorg. Voor een meerdaagse opname geldt, dat als u voldoende hersteld bent van de operatie, u terug gaat naar de afdeling. Daar kunt u eventueel bezoek ontvangen. Het is heel gewoon dat u zich een tijdlang niet fit voelt na een operatie. Dat hoeft niet te liggen aan de anesthesie: de verdoving is na een dag helemaal uitgewerkt. Een operatie is voor uw lichaam zo'n inspanning, dat het tijd nodig heeft om ervan bij te komen.