Kortademigheid/benauwdheid

Ademnood, kortademigheid, luchthonger en benauwdheid zijn verschillende benamingen voor een (zeer) beangstigend gevoel van ‘luchttekort’.  De medische benaming voor kortademigheid is dyspnoe. Kortademigheid wordt vaak ervaren als een zeer bedreigend gevoel en kan vele oorzaken hebben.

We maken onderscheid tussen acute kortademigheid en langzaam toenemende kortademigheid. Acute kortademigheid kenmerkt zich door het plotseling (‘van het ene op andere moment’ of binnen enkele uren) ontstaan van deze klacht. Langzaam toenemende benauwdheid ontwikkelt zich over een langere periode van bijv. enkele weken, maanden of zelfs jaren. Dit onderscheid is belangrijk omdat plotseling optredende kortademigheid vaak bedreigender is en (meestal) ook snelle actie vraagt. Bij langzaam optredende kortademigheid, raakt men door het tijdsbeloop vaak gewend aan het toenemende luchttekort. Onderzoek en eventuele behandeling hoeven dan ook niet (altijd) direct plaats te vinden.

Het gevoel van kortademigheid ontstaat meestal doordat men meer moeite moet doen om te ademen dan voorheen. Kortademigheid is dus vooral een gevolg van toename van de ademarbeid; de moeite die het kost om een bepaalde hoeveelheid lucht in en uit te ademen.

Mensen omschrijven de kortademigheid vaak op verschillende manieren, zoals:

  • een bandgevoel om de borst;
  • niet achter de adem kunnen komen;
  • druk op de borst;
  • niet kunnen doorzuchten;
  • gevoel van zuurstof gebrek;
  • snel buiten adem zijn.

Belangrijkste oorzaken van kortademigheid:

  • aandoeningen van de luchtwegen en longen;
  • problemen aan het hart;
  • ziekten van het strottenhoofd of de stembanden.

Longziekten die acute benauwdheid kunnen geven zijn een klaplong (pneumothorax), longembolie en hyperventilatie.

Bij astma en COPD (chronische bronchitis en longemfyseem) kan de kortademigheid vrij plotseling ontstaan, maar ook langzaam op komen zetten. Een luchtweginfectie, longontsteking (pneumonie) en longkanker kunnen ook benauwdheid geven, dit is echter zeker niet altijd het geval.

Voorts zijn er nog een aantal minder vaak voorkomende longziekten die kortademigheid kunnen geven. Enkele voorbeelden zijn afwijkingen aan de longblaasjes of te hoge bloeddruk specifiek in de bloedvaten van de longen. Ook het ‘in het verkeerde keelgat’ schieten van een pinda, snoepje of ander zogenaamd ‘vreemd lichaam’ geeft (acute) benauwdheid.

Hartproblemen leiden ook vaak tot kortademigheid. Angina pectoris of een hartinfarct geven vaak (acute) benauwdheid. Hartfalen leidt meer tot langzaam ontstaan van kortademigheid.

Het strottenhoofd en de stembanden zijn ook kwetsbare plekken omdat dit het smalste deel van de luchtweg is. Een wespensteek of kanker aan de stembanden maakt de luchtweg ter plaatse nog smaller hetgeen aanleiding kan geven tot benauwdheid.

Minder voorkomende oorzaken van kortademigheid zijn: problemen van het  zenuwstelsel, afwijkingen aan de borstkast en bloedarmoede.

Opmerkingen tot slot

  • Een slechte conditie is iets anders dan kortademigheid.
  • Bij kortademigheid moet men hiervoor een oorzaak zoeken.
  • Kortademigheid is niet normaal bij ‘ouder worden’ of ‘op leeftijd komen’.
  • Kortademigheid heeft vaak niets te maken met zuurstofgebrek.