Kinderen en pijn
Wanneer een kind wordt opgenomen in het ziekenhuis, kan het te maken hebben met pijn. Pijn is een erg vervelende lichamelijke en emotionele beleving, die door iedereen anders wordt ervaren. We weten dat pijn het genezingsproces kan vertragen. We vinden het dus erg belangrijk om pijn zoveel mogelijk te voorkomen en goed te behandelen. Daarvoor is het nodig dat wij de pijn die uw kind ervaart, kunnen meten. In Tjongerschans gebruiken we daarvoor verschillende methodes, die zijn afgestemd op de leeftijd van uw kind.
We meten de pijn in elk geval rondom het moment van opname en wanneer uw kind een ingreep ondergaat. Nadat pijnmedicatie is gegeven, meten we de pijn opnieuw. Zo weten we of wat we voor uw kind doen, ook goed helpt. Als ouders kent u uw kind natuurlijk het beste, dus vinden wij het prettig dat u ons vertelt hoe u de pijnbeleving van uw kind inschat. De wat oudere kinderen mogen zelf vertellen aan de verpleegkundige of de arts hoe ze zich voelen. Als het nodig is, kunnen ze de verpleegkundige oproepen met de ‘oproepknop’ die naast hun bed hangt.
Baby’s
Omdat baby’s nog niet kunnen praten, zijn we afhankelijk van wat we zien aan de lichaamstaal van het kindje. Daarvoor is een meetinstrument ontwikkeld dat wereldwijd in veel ziekenhuizen wordt gebruikt: de NIPS (Neonatal Infant Pain Scale).
Hierbij observeren we uw kindje aan de hand van een vaste methode. We kijken onder andere of het de armen en benen ontspannen houdt en hoe het adempatroon is. We luisteren naar de manier van huilen en willen weten of het kindje goed te troosten is.
Voor alle onderdelen op de NIPS-schaal kennen we punten toe. De uitkomst van de score geeft aan of het kindje pijnmedicatie nodig heeft. Verpleegkundigen en de arts bespreken welk medicijn het meest geschikt is, als ouder betrekken we u daarin. Wanneer uw baby pijnmedicatie heeft gekregen, observeren we of de medicatie goed heeft geholpen. Als het nodig is, zoeken we een andere therapie.
Peuters en kleuters tot 7 jaar
Kinderen tot de leeftijd van ongeveer 7 jaar, of kinderen met een verstandelijke beperking, kunnen vaak nog niet voldoende uitleggen of ze pijn hebben en in welke mate. Bij deze kinderen vertelt hun lichaamstaal ons dat wel.
Om goed te meten hoeveel pijn een kind ervaart, gebruiken we de FLACC-schaal. Dit is een pijnmeetinstrument waarin een aantal punten zijn vastgelegd die wij observeren aan uw kind. Bijvoorbeeld hoe de gezichtsuitdrukking is, hoe de spierspanning in armen en benen is en of het kind misschien kreunt of huilt.
Voor elk onderwerp wordt een score gegeven; de totaalscore vertelt ons of uw kind pijnstilling nodig heeft. In een overleg tussen de artsen, verpleegkundigen en u als ouders beslissen we welke medicatie uw kind krijgt. Daarna letten we goed op het effect van de medicijnen. Als dit onvoldoende is, overleggen de verpleegkundigen met de artsen wat een volgende stap kan zijn om de pijn te verminderen.
Kinderen vanaf 7 jaar en tieners
Kinderen vanaf ongeveer groep 3 en tieners kunnen vaak wel aangeven dat ze pijn hebben. Maar bijna iedereen vindt het lastig om uit te leggen hoeveel pijn dat dan is. Pijn is voor iedereen verschillend en wordt door iedereen anders ervaren.
Om toch te kunnen meten hoeveel pijn iemand heeft, is er een zogenaamde ‘pijnliniaal’ ontwikkeld. Deze liniaal heeft twee kanten. Aan de ene kant staan 5 gezichtjes. Van een heel vrolijk gezicht tot een huilend gezichtje. Het kind kan aanwijzen hoe het zich voelt. Als we de liniaal omdraaien, staat daar een schaalverdeling van 0 tot 10. Hierbij staat 0 voor helemaal geen pijn en 10 voor de ergste pijn die maar denkbaar is. De verpleegkundige leest op die kant van de liniaal het cijfer af, wat overeenkomt met wat het kind heeft aangewezen.
Aan de hand van de uitkomst bespreken de verpleegkundigen met de arts of er medicatie moet worden gegeven. Oudere kinderen hebben de gezichtjes niet meer altijd nodig. Zij kunnen vaak direct zelf een cijfer geven aan hun pijn. Deze methode van pijn in kaart brengen, heet de NRS-methode (Numeric Rating Scale).
Als er pijnmedicatie is gegeven, letten we goed op of het voldoende heeft gewerkt. Als dat niet het geval is, zoeken we een oplossing die beter helpt.