Onvruchtbaar

Infertiliteit of onvruchtbaarheid

De wetenschappelijke term voor 'onvruchtbaarheid' is infertiliteit. Op de polikliniek fertiliteit kunnen we onderzoeken of er belemmeringen zijn om kinderen te krijgen en of er sprake kan zijn van onvruchtbaarheid.

We spreken alleen van onvruchtbaarheid als er bij jullie onomstotelijk is vastgesteld dat (een van) jullie niet in staat is om kinderen te krijgen. Zolang dat niet is vastgesteld wordt gesproken van subfertiliteit (verminderde vruchtbaarheid).

Onvruchtbaarheid vrouw

Een vrouw kan bijvoorbeeld onvruchtbaar zijn wanneer er geen eisprong plaatsvindt of omdat de eierstokken helemaal ontbreken of verstopt zijn.

Fertiliteitsprobleem bij vrouwen:

  • Stoornissen in de menstruele cyclus;
  • PCOS. Hierdoor is de rijping van eiblaasjes verstoord. Ook blijft de eisprong vaak uit waardoor er nauwelijks of geen menstruatie optreedt;
  • Leeftijd: vervroegde overgang en/of verminderde eicelvoorraad of eicelkwaliteit. Vanaf 35 jaar begint de vruchtbaarheid bij de vrouw sterk af te nemen;
  • Afwijkingen in de eileiders. De eileiders kunnen afgesloten zijn door sterilisatie, door verklevingen of door vergroeiing;
  • Woekeringen van het baarmoederslijmvlies (endometriose);
  • Afwijkingen aan de baarmoeder, zoals vleesbomen (myomen) of verklevingen. Er vindt geen menstruatie meer plaats en innesteling van een bevruchte eicel is vrijwel niet meer mogelijk;
  • Problemen met het baarmoederhalsslijm. Soms kunnen zaadcellen niet door het baarmoederhalsslijm bewegen, waardoor ze de eicel niet bereiken;
  • Herhaalde miskramen. Meestal speelt hierbij een chromosoomafwijking, die bij de bevruchting ontstaat, een rol.

Onvruchtbaarheid man

Vruchtbaarheidsproblemen bij de man gaan bijna altijd samen met afwijkingen aan het sperma. Bij het zaadonderzoek zien we dan te weinig bewegende zaadcellen of een andere afwijking, zoals:

  • geen of zeer weinig zaadvloeistof;
  • geen of zeer slecht bewegende zaadcellen;
  • zaadcellen met afwijkende vorm, zoals kop- en staartafwijkingen;
  • antistoffen tegen zaadcellen.

Fertiliteitsproblemen bij mannen

  • Niet goed ingedaalde zaadballen;
  • (Gedeeltelijke) afwezigheid van zaadleiders. Hierdoor is normaal transport van de zaadcellen onmogelijk. De zaadvloeistof wordt wel gewoon aangemaakt, maar er is geen enkele zaadcel te zien;
  • Een vroegere ontsteking van een of beide zaad- of bijballen. Hierdoor is de aanmaak of het transport van zaad soms belemmerd;
  • Eerdere chemotherapie of bestraling. De aanmaak van zaadcellen is vaak na deze behandelingen sterk verminderd of afwezig;
  • Een spataderkluwen in de balzak. Zo'n spataderkluwen is operatief te verhelpen, maar het is onduidelijk of dit de kans op een zwangerschap vergroot;
  • Antistoffen tegen zaadcellen ontstaan bij 70% van de mannen die gesteriliseerd zijn. Ze blijven aanwezig na een hersteloperatie;
  • Erfelijke factoren. Als je broer problemen heeft met het verwekken van kinderen, is er meer kans dat jij hier ook problemen mee hebt;
  • Bij andere vormen van extreem slechte zaadkwaliteit treft men soms afwijkingen op de chromosomen aan.

Stoornissen bij man en vrouw

Er kan ook een combinatie van meerdere stoornissen optreden. Problemen met de geslachtsgemeenschap kunnen ook een rol spelen.