ICSI
Wat is ICSI?
ICSI is een vorm van reageerbuisbevruchting en staat voor Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie. Bij een ICSI-behandeling wordt er in het laboratorium één zaadcel met een kleine naald in een eicel gebracht.
ICSI verloopt hetzelfde als een IVF-behandeling. De kans op zwangerschap is afhankelijk van de leeftijd van de vrouw en bedraagt ongeveer 20 procent per ICSI-behandeling. Van de zwangerschappen die na ICSI ontstaan, eindigt ongeveer 25 procent in een miskraam.
Wanneer een ICSI-behandeling?
Een ICSI-behandeling kunnen we adviseren als er uit het spermaonderzoek of oriënterend fertiliteitsonderzoek (OFO) komt dat het sperma onvoldoende kans heeft op een zwangerschap, bijvoorbeeld als:
- er minder dan 1 miljoen bewegende zaadcellen in het sperma zijn;
- er afweerstoffen (antistoffen) in het sperma zijn;
- er na twee IVF-behandelingen geen bevruchting heeft plaatsgevonden.
Hoe verloopt een ICSI-behandeling?
Bij ICSI wordt in het laboratorium één zaadcel in een eicel gebracht met behulp van een kleine naald (Bij IVF gaat het om duizenden zaadcellen). Het inbrengen van de zaadcel in de eicel met behulp van een kleine naald. De eicellen worden uit de eierstokken gezogen, net zoals bij IVF. De zaadcellen worden uit de zaadlozing gehaald of eventueel uit de bal of bijbal gezogen door middel van een naald. Na het inbrengen van de zaadcel in de eicel, groeit deze uit tot een embryo; in een stadium van acht cellen of minder wordt dit embryo in de baarmoeder geplaatst.
Mogelijke bijwerkingen en complicaties bij ICSI
Bij een ICSI-behandeling heb je o.a. kans op:
- overstimulatie;
- een bloeding of een infectie door het aanprikken van de eiblaasjes;
- een meerling als er meer dan een embryo wordt teruggeplaatst.