Melanoom

Wat is een melanoom

Melanoom betekent letterlijk: zwart gezwel. Deze vorm van kanker ontstaat dan ook uit pigmentcellen (melanocyten). Pigmentcellen komen vooral voor in de huid. Wanneer pigmentcellen in groepjes bij elkaar liggen, vormen zij een moedervlek. Er is sprake van een melanoom als een groepje pigmentcellen is veranderd in kankercellen. Soms ontstaat een melanoom uit pigmentcellen in een volstrekt “gave” huid. Melanomen ontstaan dus niet alleen uit moedervlekken. De kwaadaardige cellen groeien na verloop van tijd uit in het omgevende weefsel. Doordat melanoomcellen zich kunnen verplaatsen, kunnen uitzaaiingen ontstaan naar lymfeklieren en andere organen. De kans hierop hangt samen met de dikte van het melanoom

Hoe vaak komt het voor

Het melanoom komt overal ter wereld steeds vaker voor, voor-namelijk bij mensen met een blanke huid. In Nederland worden per jaar bijna 3.500 nieuwe melanomen ontdekt.

Melanomen kunnen op elke leeftijd ontstaan, met een piek tussen de 45 en 60 jaar. Dankzij vroege opsporing is de overlevingskans van mensen met een melanoom de laatste decennia sterk verbeterd.

Hoe ontstaat een melanoom?

Niet erfelijke factoren
Kwaadaardige pigmentcellen kunnen in principe overal in de huid ontstaan. Soms ontstaat een melanoom in een reeds lang bestaande moedervlek. Moedervlekken kunnen in grootte variëren van enkele millimeters tot enkele centimeters en zijn meestal licht- of donker-bruin. Bijna iedereen heeft moedervlekken. De meeste ontstaan tijdens de puberteit en adolescentie.

Het merendeel van de moedervlekken geeft geen enkel risico op melanoom. Als een melanoom uit een moedervlek ontstaat, is dat in zeldzame gevallen uit een grote aangeboren (=congenitale) moedervlek of anders uit een “onrustige” moedervlek.

Mensen met meerdere zogenaamde “onrustige” (“klinisch atypische”) moedervlekken hebben een verhoogde kans op het krijgen van een melanoom. Vooral als deze onrustige moedervlekken in de familie voorkomen of andere familieleden een melanoom hebben gehad, is het risico verhoogd.

Erfelijke factoren
Bij ongeveer 10% van alle mensen met een melanoom is erfelijke aanleg de belangrijkste oorzaak van de ziekte. Erfelijke aanleg wordt ook wel FAMMM syndroom genoemd (familial atypical multiple mole melanoma). In Nederland zijn onderzoekscentra waar men terecht kan met vragen over erfelijkheid.

Aangenomen wordt dat overmatige blootstelling aan zonlicht een risicofactor is bij het ontstaan van een melanoom, net als bij andere vormen van huidkanker. Over de wijze waarop dat precies gebeurt, verschillen de deskundigen van mening. In het algemeen neemt men aan dat zonverbranding een belangrijke risicofactor is, vooral als dit plaatsvindt vóór de leeftijd van 20 jaar. Ook het huidtype speelt een rol. Mensen die snel verbranden in de zon hebben een hoger risico om een melanoom te ontwikkelen.

Wat zijn de symptomen?

Het is noodzakelijk een arts te raadplegen bij de volgende symptomen:

  • Een nieuwe, groeiende moedervlek;
  • Een bestaande moedervlek die van kleur of vorm is veranderd of in grootte is toegenomen.

Dit geldt vooral bij volwassenen, omdat kinderen sowieso nog nieuwe (en dus groeiende) moedervlekken krijgen.

Uiterlijke symptomen
De verandering van een bestaande moedervlek in een melanoom, is zichtbaar. De moedervlek wordt bijvoorbeeld donkerder, er ontstaan verschillende kleuren of de moedervlek krijgt onregelmatige contouren (grillige rand). Een melanoom kan er een enkele keer ook uitzien als een bruin-zwart of zwart bultje. Soms is een melanoom deels of geheel pigmentloos (wit-roze) en daardoor moeilijk als zodanig te herkennen.

Overige symptomen
Een melanoom kan in een vroeg stadium jeuk veroorzaken. In een later stadium krijgt u eventueel pijn of ontstaat een bloeding of een zweer. Eventuele uitzaaiingen van een melanoom gaan voornamelijk via de lymfebanen in de huid. De lymfebanen monden uit in de lymfeklier. De lymfeklier waar de eventuele uitzaaiing het eerste terechtkomt wordt de schildwachtklier genoemd. Vermoedelijk worden pas daarna de overige nabijgelegen lymfeklieren in de oksels, liezen en hals aangedaan.

Wanneer een lymfeklier een uitzaaiing bevat, is deze dikwijls te voelen als een stevig bolletje onder de huid van twee tot drie centimeter doorsnede.

Hoe wordt de diagnose gesteld

De diagnose kan door een arts met voldoende ervaring met redelijke zekerheid worden gesteld op basis van de uiterlijke kenmerken. De mate van zekerheid kan worden vergroot als tevens een dermatoscoop wordt gebruikt. Een dermatoscoop is een soort ‘handmicroscoopje’, waarmee het bovenste deel van de huid tienmaal vergroot kan worden.

Bestaat een verdenking op een melanoom, dan moet de afwijking in principe geheel worden verwijderd. Dit gebeurt door middel van een excisie onder plaatselijke verdoving: het melanoom wordt weg- gesneden en microscopisch onderzocht. Aan de hand van dit microscopisch onderzoek kan de diagnose met grote zekerheid worden gesteld.

Voor het verdere beleid is de meting van de dikte van een melanoom van belang. Hoe dikker het melanoom onder de microscoop, des te meer kans op uitzaaiing. Uitzaaiingen in de lymfeklieren worden vastgesteld via echo, met zo nodig een punctie. In principe is dit alleen nodig als vergrote lymfeklieren tijdens het lichamelijk onderzoek geconstateerd worden.

Wat is de behandeling

Verwijderen verdachte plek. Het melanoom zal bij voorkeur door middel van een operatie worden verwijderd. Dit gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving door een dermatoloog of (plastisch) chirurg. Als na verwijdering en microscopisch onderzoek de dikte van het melanoom bekend is, volgt kort daarna een tweede operatie door chirurg. Rondom het litteken waar het melanoom in eerste instantie is verwijderd, wordt voor de zekerheid nogmaals een stuk huid weggehaald met een marge van 1 of 2 cm. De marge is afhankelijk van de vastgestelde dikte (Breslow-dikte) van het melanoom. Als de Breslow-dikte kleiner of gelijk is aan 2 mm, kan worden volstaan met 1 cm marge, anders anders wordt een marge van 2 cm aanbevolen.

Lymfeklieronderzoek

Zodra de diagnose melanoom zeker is zal de behandeld arts naar de lymfeklieren voelen.

Melanomen kunnen zich, wanneer zij uitzaaien, nestelen in de lymfeklieren. Wanneer dit reeds heeft plaatsgevonden wordt het verder behandelbeleid hierop aangepast. Wanneer het een dik melanoom betreft en er worden geen verdikte lymfeklieren gevoeld, wordt soms toch via een speciale techniek onderzocht of uitzaaiingen hebben plaatsgevonden. Dit heet de schildwachtklier-procedure. Met dit onderzoek kan de lymfeklier worden opgezocht die het meest waarschijnlijk als eerste aangedaan zou zijn bij uitzaaiing.

Dit onderzoek zegt iets over de kans op uitzaaiingen. Er is een kleine kans op complicaties bij deze ingreep. Mogelijke complicaties zijn bijvoorbeeld bewegingsbeperking, krachtverlies, uitstralende pijn, stoornissen in het gevoel en vochtophoping (lymfoedeem).

De schildwachtklier-procedure wordt niet standaard verricht bij mensen met een melanoom. Bij melanomen dunner dan 1 mm wordt naast het voelen naar de lymfeklieren meestal geen aanvullend onderzoek naar de lymfeklieren uitgevoerd.

Aanvullende behandeling

Mensen die geopereerd zijn aan een dik melanoom of die vanwege uitzaaiingen naar de lymfeklieren een klieroperatie hebben ondergaan, hebben een verhoogde kans op uitzaaiingen naar andere organen. Er bestaat momenteel geen aanvullende standaardbehandeling met medicijnen om dit risico te verkleinen. Voor de behandeling van uitzaaiingen in andere plaatsen dan de lymfeklieren (bijvoorbeeld via het bloed in organen zoals lever en longen) kan worden gekozen voor chemotherapie, immunotherapie of radiotherapie, afhankelijk van de plaats en de uitgebreidheid van de uitzaaiing. Dergelijke behandelingen vinden hoofdzakelijk plaats in onderzoeksverband.

Wat kunt u zelf nog doen

Na behandeling van een melanoom is het belangrijk de huid goed in de gaten te houden. Als nieuwe pigmentafwijkingen ontstaan of als bestaande moedervlekken veranderen, is het verstandig de huisarts of dermatoloog te raadplegen. Let ook op huidveranderingen in de omgeving van het operatielitteken. Ook is het verstandig te letten op eventuele vergroting

van lymfeklieren. Overmatige blootstelling aan zonlicht en vooral zonverbranding moet worden vermeden.

Controle door de dermatoloog of chirurg

In het geval van dunne melanomen, met een dikte tot 1 mm, wordt volgens de meest recente inzichten een eenmalig controlebezoek geadviseerd één tot drie maanden na de behandeling van het melanoom. Verdere controle kan desgewenst plaatsvinden, als aanvulling op zelfcontrole.

Bij melanomen met een dikte van meer dan 1 mm luidt het advies:

  • Het eerste jaar: één keer per drie maanden een controle;
  • Het tweede jaar: één keer per zes maanden een controle;
  • Voor het derde tot en met het vijfde jaar: één keer per jaar een controle.

Bij de controles is het routinematig maken van röntgenfoto’s, echo’s of scans niet zinvol, tenzij hier een speciale reden voor is.

Wat zijn de vooruitzichten

De vooruitzichten van iemand die een melanoom heeft gehad, hangen sterk af van de kans op het ontstaan van uitzaaiingen. Dit laatste is weer afhankelijk van de dikte van het melanoom, zoals die bij microscopisch onderzoek is vastgesteld: hoe dunner het melanoom, des te groter de kans op volledige genezing. Momenteel is de overlevingskans van alle mensen met een melanoom in Nederland ongeveer 80%. Bij een uitzaaiing in een lymfeklier is de kans op genezing kleiner. Bij uitgebreide uitzaaiingen via het bloed in andere organen is genezing in het algemeen niet meer mogelijk.