Anesthesie

Het toedienen van de anesthesie tijdens een operatieve ingreep wordt verzorgd door de anesthesioloog, daarin bijgestaan door anesthesie medewerker(s).

‘Anesthesie’ is de verzamelnaam van alle soorten verdoving voor operaties. Het betekent ‘gevoelloosheid’. In de praktijk is anesthesie echter veel meer dan alleen de verdoving. Het doel van de anesthesie is om u te beschermen tijdens de operatie. Dankzij de anesthesie blijft uw lichaam in de best mogelijke conditie, ook bij een zware of langdurige operatie.

Anesthesioloog

De medisch specialist die een geslaagde operatie mogelijk maakt, is de anesthesioloog. Hij of zij is verantwoordelijk voor de pijnbestrijding tijdens de operatie, zodat u geen pijn voelt of zelfs helemaal niets merkt van de operatie. Hoewel het onmogelijk is om 100 procent garantie te geven op een feilloos verloop van een operatie, stelt een anesthesieteam bij iedere operatie alles in het werk om mogelijke risico's uit te sluiten. De anesthesioloog kan ook zorgen voor pijnbestrijding na de operatie. De anesthesioloog wordt ondersteund door de anesthesiemedewerker. Zij informeren u over de specifieke zaken en risico’s die bij uw operatie horen. Vragen over de operatie zelf kunt u aan de chirurg stellen.

Er zijn drie vormen van anesthesie:

1. Algeheel narcose (‘onder narcose’), oftewel algehele anesthesie. Deze vorm wordt meestal toegepast bij grote en/of langdurige operaties. U kunt hierbij denken aan operaties aan het hoofd, de hals, borst en bovenbuik. Narcose zorgt ervoor dat u tijdelijk in een diepe slaap komt. U merkt daardoor niets van de operatie en kunt u zich achteraf niks herinneren. Narcose wordt toegepast bij operaties waarbij het noodzakelijk is dat u volledig buiten bewustzijn bent;

2. Locoregionaal (‘plaatselijk’), bij locoregionale anesthesie wordt een klein deel van uw lichaam verdoofd; zoals een arm, een been of het hele onderlichaam. U bent dan tijdens de operatie bij bewustzijn, maar u voelt niets. Een voorbeeld van locoregionale anesthesie is de ruggenprik (epiduraal, spinaal);

3. Lokale anesthesie, bij lokale anesthesie wordt alleen de operatieplek zelf verdoofd. Plaatselijke verdoving wordt bijvoorbeeld toegepast bij operaties aan vingers of ogen en meestal uitgevoerd door de snijdend specialist, zonder bemoeienis van de anesthesioloog.

Welke anesthesievorm u krijgt is onder andere afhankelijk van de operatie, uw lichamelijke conditie en uw persoonlijke voorkeur. Soms worden meerdere vormen gecombineerd. De anesthesioloog overlegt altijd welke vorm voor u het meest geschikt is.