Promoveren van doctor Darko Mitrovic

23 november 2023

Op 16 oktober jl. is onze ziekenhuisapotheker en tevens klinisch farmacoloog en Chief Pharmacy Informatics Officer (CPIO) Darko Mitrovic gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Groningen met het proefschrift ‘Direct oral anticoagulants and reversal agents in clinical practice’. Het proefschrift bestaat uit verschillende onderzoeken naar bijwerkingen van antistollingsmedicijnen. Darko heeft zijn onderzoek (tijdens corona) binnen 5 jaar weten af te ronden, wat een enorme prestatie is. Gefeliciteerd!
       

Darko Mitrovic over zijn promoveren: “Wat ik interessant vind is hoe je problemen benadert. Acute zaken moet je gewoon oplossen, dat is duidelijk. Maar bij andere soort problemen moet je eerst even stil staan bij het probleem, de dingen analyseren en meer gegevens verzamelen. Dat vind ik een mooie benadering. Ook vind ik het mooi dat ik een praktische vraag van het ziekenhuis mee heb kunnen nemen. Je helpt mensen er concreet mee verder, dat motiveert enorm. Dat Tjongerschans, als niet-academisch opleidingsziekenhuis, mij de kans heeft gegeven om dit te doen is niet vanzelfsprekend, maar heel bijzonder. Ik hoop dat ik in de toekomst, ook met het oog op de fusie met MCL, meer betrokken raak bij de opleidingen tot klinisch farmacoloog en ziekenhuisapotheker en dat we in heel Friesland meer met onderzoek gaan doen.”

Antistolling is balanceren
Centraal in het proefschrift staan de bijwerkingen van antistollingsmedicatie. Dit zijn medicijnen die de bloedstolling remmen en daardoor de kans op een trombose verkleinen. Mitrovic: “Medicatie zorgt altijd voor bijwerkingen. Maar het moeten niet teveel of ernstige bijwerkingen zijn, het draait om de balans. Bij medicatie voor antistolling komt dat heel precies. Het bloed moet niet te gestold zijn, want dan is er meer kans op trombose/ infarcten, maar ook niet te ontstold, want dan zijn de bijwerkingen zoals bloedingen groter.” De balancerende koorddanser loopt dan ook als een rode draad door het proefschrift.

Bijwerkingen van DOAC’s
Het onderzoek van Darko richt zich op de ‘direct werkende orale anticoagulantia’, de zogeheten DOAC’s. Deze middelen behoren tot de nieuwe generatie antistollingsmiddelen. Ze zijn makkelijk in gebruik waardoor de patiënt minder gemonitord hoeft te worden door bijvoorbeeld de trombosedienst. 
Toch kwamen er patiënten terug met bijwerkingen en rees de vraag: wat doen we nu? “In het MCL heeft cardioloog dr. Folkeringa DOAC-gebruikers in de loop van de jaren gevolgd via DOAC-poli en veel data over bijwerkingen en redenen van stoppen vastgelegd in een database. Nu wilde de cardioloog antwoord op de vraag: Als de patiënt op middel ‘X’ het niet goed doet, kan ik die dan op middel ‘Y’ of ‘Z’ overzetten of heeft dat geen zin? Oftewel: zijn de middelen vergelijkbaar in de bijwerkingen, kun je dat uit de data halen?”

Daarmee had Mitrovic zijn eerste onderzoeksvraag te pakken. Hij is in de database gedoken en zag dat er inderdaad verschillen in bijwerkingen waren. Mitrovic: “Het ene middel geeft iets meer kans op bloedingen dan het andere. Ook zijn er verschillende soorten bijwerkingen. De conclusie is dat het wel degelijk zin heeft als de patiënt het op middel ‘X’ niet goed doet, je middel ‘Y’ of ‘Z’ kunt voorschrijven.”

Kleinere bloedingen
Mitrovic: “In de grote studies naar bijwerkingen op de DOAC’s is met name gekeken naar hele grote bloedingen zoals hersenbloedingen en maag-/darmbloedingen. Maar die komen veel minder vaak voor dan wat we noemen; kleinere bloedingen.” Kleine bloedingen zijn bijvoorbeeld blauwe plekken, bloed bij ontlasting of plassen, bloedvaten in het oog die kapot gaan of bloedend tandvlees. Deze kleine bloedingen komen ongeveer 10-20 keer zo vaak voor als grote bloedingen en zorgen voor ongemak in het dagelijks leven van de patiënt. “Er zijn vaak redenen voor mensen om te twijfelen aan medicatie. Ze gaan dan medicijnen skippen of stoppen helemaal. Ze zijn daardoor niet of minder therapietrouw.”

Als de patiënt tussentijds stopt met een antistollingsmedicijn is er een kans, met name bij mensen met atriumfibrilleren (hartritmestoornissen), dat er ergens een stolsel ontstaat. Dit kan mogelijk naar de hersenen gaan en leidt tot een herseninfarct. Alles is er dus aan gelegen om deze mensen op de antistollingsmedicijnen te houden, welk middel het ook is. “In het onderzoek hebben we gekeken naar welke kleine bloedingen veel voorkomen bij de DOAC’s en of daar verschillen tussen zitten. We zagen dat het ene geneesmiddel veel minder kleine bloedingen gaf dan het andere. Dat is deels te verklaren in het werkingsmechanisme van het medicijn. Als je een patiënt wilt begeleiden en deze heeft veel last van kleine bloedingen bij een bepaald middel, dan kun je uitwijken naar een ander middel dat een kleinere kans op bloedingen geeft.”